VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Zelfstandig ondernemer zonder pensioen én zonder partner

Geplaatst op: 19-03-2024, 09:52:12

Steeds meer mensen gaan single door het leven. Maar wat als je óók zelfstandige bent? In dit artikel de situaties van een zelfstandige zonder partner én een zelfstandige die na een scheiding single wordt.

De versingeling is groot in Nederland. Niet alleen als gevolg van het grote aantal echtscheidingen (en beëindiging samenleving), maar ook als gevolg van de eigen keus. Steeds minder ‘jongeren’ willen (of vinden) een (passende) partner. Zelfs is er een steeds grotere groep die niet één vaste maar meerdere losse partners heeft. 

Daarnaast zit een deel van de ‘versingeling’ in de vergrijzing; vrouwen – zeker de huidige gepensioneerden – worden ouder dan hun mannelijke partner en eindigen dus ook als single. Deze groep, dus de single gepensioneerde, laat ik verder buiten beschouwing in dit artikel. Deze heeft immers de pensioenrechten al vaststaan, omdat er uiterlijk op pensioendatum keuzes gemaakt moeten worden omtrent uitruil ouderdoms-/partnerpensioen, hoog/laag, indexatie etc. 

Ik richt me in dit artikel op de zelfstandig ondernemer die geen partner heeft. En op de groep zelfstandigen, die na een scheiding single wordt. Met pensioen bedoel ik in dit artikel verder écht pensioen; werkgever-werknemer gerelateerd, met de loonbelastingfaciliteiten en vallend onder de pensioenwet. Met een lijfrente bedoel ik de echte Inkomstenbelastingvoorziening, verzekerd of bancair. En ik behandel alleen de zelfstandige als IB-ondernemer, niet een directeur-grootaandeelhouder die vanuit een BV acteert.

De single zelfstandige zonder partner

Een zelfstandige zonder partner is primair ook een zelfstandige zonder pensioen. Immers, de meeste zelfstandigen vallen niet onder een verplichte pensioenopbouw. Uitgezonderd zijn diverse beroepsgroepen in de zorg; de huisartsen, medische specialisten, fysiotherapeuten, apothekers en verloskundigen. Daarnaast dierenartsen, notarissen, loodsen, roeiers in de Rotterdamse haven (een soort binnenloodsen) en schilders en zelfstandigen die werken in de afbouw (zij vallen zelfs onder een regulier bedrijfstakpensioenfonds). Zij bouwen daarom wél verplicht pensioen op. 

AOV

Alle andere zzp’ers zijn zelf verantwoordelijk voor hun pensioenvoorziening. Voor wat betreft een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) is onderdeel van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) dat er een verplichte AOV op minimumniveau komt. Hoe deze er precies uit komt te zien en per wanneer is nog steeds de grote vraag. Ook zal er dan een opting-out mogelijkheid komen, maar ook de inhoud hiervan is nog onbekend. 

Oudedagsvoorziening

Het opbouwen van een oudedagsvoorziening kan vervolgens middels een (bancaire) lijfrente in Box I. De (fiscale) oudedagsreserve bestaat immers sinds 2023 ook niet meer. Het voordeel van een lijfrente ten opzichte van regulier pensioen (waarop de Wet Loonbelasting én de Pensioenwet van toepassing is), is dat een tijdelijke lijfrente kan worden aangekocht na ingang. Deze mag vanaf AOW-datum ingaan, moet minimaal 5 jaar duren en kent een jaarmaximum in 2024 van € 26.463 (dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). 

Als het een bancaire lijfrente betreft, hoeft de uitkering ook nog maar eens 20 jaar te zijn vanaf AOW-datum, in plaats van levenslang. Bij ingang vóór AOW-datum moeten de jaren tot de AOW-datum erbij komen (dus bij ingang 5 jaar voor AOW-datum, moet de oudedagslijfrente 25 jaar duren) en de jaren na ingang van de AOW mogen verminderd worden (bij ingang vanaf 5 jaar na AOW-datum nog maar 15 jaar dus). 

De lumpsum-faciliteit van 10% afkoop op ingangsdatum gaat verder ook voor de lijfrente gelden (vanaf waarschijnlijk 2025). Een soort hoog/laag-uitkering kan worden gecreëerd door een (levenslange, of 20-jarige bancaire) oudedagslijfrente te combineren met een tijdelijke oudedagslijfrente. De lumpsum kan de facto dus naast de gecombineerde lijfrente. Terwijl bij pensioen het óf de lumpsum is óf een hoog/laag-pensioen.

Vererving

De keuze voor een bancaire lijfrente in plaats van een verzekerde lijfrente is primair gelegen in de vererving. Een bancaire lijfrente vererft namelijk altijd. Dus zowel bij overlijden voor als na ingang aan de wettelijke of testamentaire erven. Het geld is dan ook nooit ‘weg’. Bij overlijden zonder partnervoorziening, vervalt het geld bij een verzekerde lijfrente zowel voor als na ingang aan de uitvoerder. Gelijk als bij pensioen. Wel kan er voor een single bij een lijfrente altijd een ‘partner’ aan te wijzen zijn, nu deze niet beperkt is gedefinieerd zoals bij pensioen. Iedereen kan dus ‘nabestaande’ zijn. De keuze tussen een pensioenvoorziening (voor zover mogelijk) en een eigen ‘lijfrente’ is vanuit dit oogpunt dus een makkelijke. 

Een single die altijd single wil blijven kan natuurlijk ook kiezen voor een lijfrenteverzekering. Dat levert (iets) meer kapitaal op, en dus een hogere uitkering met een levenslange garantie. 

Uiteraard heeft ook een lijfrente nadelen. Bij ingang voor de AOW-datum moet deze 20 jaar plus de jaren tot AOW-datum duren. Pensioen kan daarentegen ook gebruikt worden als AOW-overbrugging. Sparen in Box 3 is tot slot nog weer flexibeler (maar levert geen fiscaal voordeel op).

Experimenteerbepaling

Verder voorziet de Wtp in een zogenaamde experimenteerbepaling. Dat betekent dat een zzp’er die werkzaam is in een bepaalde branche, vrijwillig kan gaan deelnemen. De meeste pensioenfondsen staan echter niet te springen om hiermee aan de slag te gaan. De vraag is dan ook wat de gevolgen zijn na einde van het experiment. Vooralsnog een ‘vage’ optie dus. Dit is overigens een andere voorziening dan dat een voormalig werknemer die zzp’er wordt, nog tot maximaal 10 jaar

‘Partnervoorziening’

Als er toch ‘iemand’ is die de single zelfstandige wil ‘verzorgen’, dan kan dat zoals al gezegd middels een nabestaandenlijfrente. Het voordeel van een nabestaandenlijfrente ten opzichte van een nabestaandenpensioen, is dat er geen definitie van partner is. Iedereen kan de gerechtigde worden, van een echte (ex-)partner, tot buurvrouw, tante of wie dan ook. Alleen in geval de termijnen toekomen aan bloed- of aanverwanten (niet de – gewezen – partner), in de rechte lijn, dus (groot)ouders of (klein)kinderen of in de 2e of 3e graad van de zijlijn (dus oom/tante/neef/nicht), dan moet de uitkering eindigen bij hun overlijden of uiterlijk op hun 30e. Twee voorbeelden daartoe.

Voorbeeld 1
Een uitkering aan een kind van 31 jaar moet dus een levenslange uitkering opleveren of ingeval van een bancaire lijfrente een uitkering van ten minste 20 jaar. Als het kind 26 is, hoeft de uitkering maar tot maximaal 30 jaar te duren.

Voorbeeld 2
Een uitkering aan de (ex-)partner van 45 jaar ten tijde van overlijden mag elke periode zijn, mits voldaan wordt aan het zogenaamde 1%-(overlijdens) criterium (in die periode) of bij een bancaire lijfrente minimaal 5 jaar. 

Een partnervoorziening in de lijfrentesfeer is derhalve veel flexibeler dan een pensioenvoorziening, hoezeer ook het partnerpensioen tijdelijk kan zijn (dit wordt echter nauwelijks aangeboden in de markt). Een single zzp’er heeft in principe geen behoefte aan een partnervoorziening. Indien hij toch ‘iemand’ wil verzorgen na zijn overlijden, dat kan ook de ex-partner zijn en/of kinderen (of anderen die hij bij leven financieel bijstaat), is een nabestaandenlijfrente een prima optie. 

Daarnaast kan een single zzp’er indien gewenst een losse risico-overlijdensverzekering sluiten en iedereen als begunstigde aanwijzen. De uitkering is dan wel belast bij de ontvanger met successie. Dat is dan alleen weer te voorkomen door de begunstigde zelf de premie voor deze verzekering te laten betalen. En dat kan dan weer door de begunstigde deze premie te schenken. 

Tot slot. Alles wat een single heeft, kan hij bij leven schenken en vererft bij overlijden. De ontvanger zal dan wel normaliter meer successieheffing betalen, nu er geen/nauwelijks vrijstellingen zijn voor niet-familie. En ook de zeer ruimte partnervrijstelling gaat niet op.

Een alleenstaande ondernemer heeft met het lijfrente-regime, zeker na de Wet toekomst pensioenen, voldoende mogelijkheden om een goede oudedagsvoorziening op te bouwen. Juist omdat er normaliter geen partner te verzorgen is en/of geen geld over hoeft te blijven na het overlijden, is ‘te veel’ juist ook niet wenselijk. Gewoon een goede ‘financiële planning’ maken dus.

De single zelfstandige zonder partner ná scheiding

aast de groep zelfstandigen ‘vanaf het begin’, is er zoals gezegd een grote groep die single wordt na een scheiding (of verbreking samenleving). Wat zijn dan aanvullende aandachtspunten?

Gevolgen scheiding 

Allereerst uiteraard de gevolgen van de scheiding. De Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (VPS) is dan van toepassing. Het opgebouwde pensioen van beide partners wordt verevend (over en weer verdeeld), of geconverteerd in een eigen recht (met behoud van een deel van het eigen pensioen). Omdat veel nabestaandenpensioenen op risicobasis zijn verzekerd, vervallen deze na scheiding. En is er geen partnervoorziening meer. Stel dat de ex-partner dan overlijdt, dan vervalt ook de alimentatie (voor de partner zelf of de kinderen). En er is geen nabestaandenpensioen (meer). De oplossing is dan hetzij (vrijwillige) voortzetting van het nabestaandenpensioen indien mogelijk, uitruil van een deel van het ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen of het sluiten van een (nieuwe) nabestaandenlijfrente of een risico-overlijdensverzekering.

De behoefte van de achterblijvende single is dan bepalend, waarbij ook rekening gehouden moet worden met andere voorzieningen, vermogen en de gevolgen van het overlijden op de hypotheek (vaak kent deze immers een verzekering voor aflossing bij overlijden). 

Huwelijksgoederenregime

Als er geen pensioen is opgebouwd door (beide) partners, maar alleen een lijfrenteverzekering, dan zijn de huwelijkse voorwaarden bepalend. Lijfrente valt in de gemeenschap, maar er is geen recht op de helft van de lijfrentevoorziening van de ex-partner, alleen recht op de helft van de waarde. Ingeval van huwelijkse voorwaarden, zullen deze bepalend zijn voor wat er met de lijfrentevoorziening gebeurt.

Los daarvan, vanuit fiscaliteit mogen de lijfrentevoorzieningen zonder problemen over en weer toebedeeld/verdeeld worden. De verkrijger heeft dan de lijfrente (verzekerd of bancair) als ware het een eigen lijfrente (met de normale mogelijkheden én behoud van overgangsregimes, voor zover van toepassing). 

Conclusie 

De single zelfstandige kan dezelfde (lijfrente)voorzieningen opbouwen als een gehuwde/samenwonende. Zeker nu na de Wtp ook de lijfrenteaftrek maar liefst 30% bedraagt (van de premiegrondslag, inclusief ook aftrek over bijtelling auto van de zaak) en een reserveringsruimte van 10 jaar én maar liefst € 41.608. Er is veelal dan ook meer fiscale ruimte dan ‘geld in de portemonnee’!

Extra aandacht verdient altijd de ex-partner en ook de verervingsopties spelen een rol. Juist de vererving leidt naar de bancaire lijfrente, in plaats van verzekerd en/of pensioen. De bancaire lijfrente met een aanvullende nabestaandenlijfrente en/of losse risicoverzekering biedt voldoende ruimte om een en ander in te richten zoals gewenst.

Mr J. Theo Gommer MPLA CCFP, managing partner &Gommer Pensions Group/Gommer Advocaten Pensioenrecht, Financieel Recht en Verzekeringsrecht.

Bron: www.accountancyvanmorgen.nl van 18 maart 2024

Vorige pagina